In 1992 woont Gabriel, tien jaar oud, in Burundi met zijn Franse vader, die ondernemer is, zijn Rwandese moeder en zijn kleine zusje Ana. Ze wonen in een comfortabel expatwijk. Gabriel brengt het grootste deel van zijn tijd door met zijn vriendengroep, een vrolijke bende die zich bezighoudt met kattenkwaad. Dit rustige dagelijkse leven en zijn zorgeloze kindertijd worden abrupt verstoord wanneer het "kleine land" in Afrika door de geschiedenis hard wordt getroffen. Gabriel ziet met bezorgdheid hoe zijn ouders uit elkaar gaan en hoe de burgeroorlog nadert, gevolgd door de tragedie in Rwanda. De buurt wordt in chaos gestort. De golven van geweld dringen hun leven binnen en veranderen alles. Gabriel dacht dat hij gewoon een kind was, maar ontdekt dat hij een mulat is, Tutsi en Frans.