« In de diepe nacht die droog en koud was, vormden zich voortdurend duizenden sterren. Hun fonkelende glinsterende vormen braken zich af en begonnen zachtjes naar de horizon te glijden. Janine kon haar ogen niet losmaken van deze drijvende lichten. Ze draaide ermee mee en deze stille reis bracht haar beetje bij beetje terug naar haar diepste zelf, waar kou en verlangen nu vochten. » Prix Nobel 1957