Mijn leven begon, en zal waarschijnlijk eindigen, zoals het zich altijd heeft voltrokken: te midden van boeken. In het kantoor van mijn grootvader stonden ze overal; het was verboden ze te laten afstoffen behalve één keer per jaar, vlak voor het nieuwe schooljaar in oktober begon. Al voordat ik kon lezen, voelde ik eerbied voor deze rechtopstaande stenen: of ze nu recht of scheef stonden, dicht opeengepakt als bakstenen op de planken van de bibliotheek, of majestueus verspreid als een rij menhirs, ik had het gevoel dat het welzijn van onze familie ermee verbonden was.

