Het is een huis dat lijkt op alle andere in de wijk. Of toch bijna. In hun huis zijn er vier slaapkamers: die van haar, die van haar jongere broer Gilles, die van de ouders, en die van de overledenen. De vader is jager van groot wild. De moeder is onzichtbaar, onderworpen aan de stemmingen van haar man. Op zaterdag spelen ze tussen de autowrakken op de vuilstort. Tot de dag dat een vreselijk ongeluk de dagelijkse routine verstoort. Sindsdien lacht Gilles niet meer. Zij, amper tien jaar oud, wenst niets liever dan terug te gaan naar hoe het was. Ze wil deze werkelijkheid uitwissen, die haar slechts als een ruwe schets lijkt van een ander, echt leven. Dus steekt ze de handen uit de mouwen en duikt vol overtuiging in de rauwe werkelijkheid van het bestaan.