Op een avond als alle andere, in een afgelegen astronomisch observatorium, vindt een kleine gemeenschap van wetenschappers zich geconfronteerd met een reeks mysterieuze gebeurtenissen. In het begin is er een black-out, mogelijk veroorzaakt door sabotage, en vervolgens wordt er een lichaam ontdekt in de gemeenschappelijke ruimte. Het slachtoffer lijkt van een balustrade gevallen te zijn, of wellicht geduwd. Het observatorium is geïsoleerd; de telefoons werken niet, mobiele telefoons hebben geen bereik en de banden van de auto's zijn doorgesneden. De dichtstbijzijnde stad ligt twee uur rijden verderop, door de woestijn.
In deze dramatische setting spelen verschillende personages de hoofdrol: twee Italianen - Gabriele, net afgestudeerd, en Pinetta, die nog bezig is met haar promotieonderzoek -; een Amerikaanse - Samantha, een ster in de wereld van de astrofysica -; een Engelsman - Matt, roddelend zoals alleen hij dat kan -; en een Zuid-Amerikaanse - Mariela, de arts van het observatorium. Zij moeten overwegen dat de moordenaar of saboteur niet alleen onder hen kan zijn, maar daadwerkelijk één van hen is. Als wetenschappers weten ze echter dat, om tot een conclusie te komen, er niets anders op zit dan logisch na te denken.
Het is Gabriele, een fervent lezer van misdaadromans en begenadigd astrofysicus, die empathie kan opbrengen zelfs voor moordenaars, die erin slaagt de kluwen van moord en verraad te ontwarren, een pad dat zoals alles in zijn leven, is uitgestippeld in de sterren. Licia Troisi, in haar debuut als schrijfster van misdaadverhalen, verweeft elementen van Sherlock Holmes en Poirot, en toont hoe het bestuderen van natuurkunde een natuurlijke leerschool is voor het oplossen van gecompliceerde zaken, en benadrukt de behoefte aan een wetenschappelijke detective in onze literatuur.